dec 1 2007

ONDERWIJSUITVAL EN TALENTONTWIKKELING MET LOB IN HET HAVO EN VWO

Rapportage APS-dk 4655.720

Tegengaan schooluitval: terugdringen Voortijdig Schoolverlaten

Annemarie Oomen1 december 2007

Conclusies:

• Decanen en experts Tweede Fase bevestiging vanuit hun ervaring en intuïtiedat investeren in loopbaanoriëntatie en –begeleiding (LOB) in havo en vwogunstig is voor het voorkomen van voortijdig schoolverlaten: het versterkt deleermotivatie, vermindert de behoefte met de opleiding te stoppen of die tevertragen.

• Havo en vwo zijn per definitie geen eindonderwijs: ze leiden niet op totberoepskwalificaties. Daarin verschilt de opdracht aan dezeonderwijsinstellingen wezenlijk van die voor vmbo en mbo. Om die reden zijn Lodewijks concept van de krachtige leeromgeving én Kuijpers concept van loopbaancompetenties wél van betekenis en vertaalbaar voor havo en vwo en Meijers concept van arbeidsidentiteit, in strikte zin, niét.

• Loopbaanleren in de zin van het verwerven van de zelfsturing als leerproces met het oog op de verantwoordelijkheid voor eigen leven, leren en loopbaan als burger’’ is van groot belang en urgent voor alle jongeren tussen 12 en 18 jaar, dus ook voor havo en vwo leerlingen. Loopbaancompetenties hebben daarin meer betekenis dan arbeidsidentiteit.

• De discussies over de al dan niet vertaalbaarheid van de inzichten uit de beide onderzoeken is er een van ‘een half vol glas’ en ‘een half leeg glas’.

• Havo en vwo zijn een zwakke omgeving voor loopbaanleren: zie de inventarisatie op pag. 12 en 133 .

• Het eindexamen havo en vwo van de Vernieuwde Tweede Fase biedt, invergelijking met het eindexamen havo en vwo van de Tweede Fase, voor eenschool minder houvast om loopbaanoriëntatie en –begeleiding (LOB) te verwezenlijken in het curriculum.

• Het eindexamen havo en vwo van de Vernieuwde Tweede Fase biedt aanzienlijke mogelijkheden voor werkexploratie (als onderdeel vanloopbaancompetenties) in het curriculum.

• In de havo en vwo scholen die ‘van aanbod- naar vraaggestuurd’ opschuiven nemen de mogelijkheden voor het realiseren van ‘een krachtige leeromgeving’en ‘loopbaancompetenties’ toe: daar zijn verschillende voorbeelden van tenoemen.

• LOB als aparte curriculum activiteit is noodzakelijk in havo en vwo.

• In de (aanloop naar de) Tweede Fase is de samenwerking in ontwerp enuitvoering van loopbaanleren door havo en vwo scholen met vervolgonderwijsinstellingen en bedrijfsleven onontbeerlijk.

Het hele artikel is te lezen op de volgende link


feb 27 2007

Van PO naar VO: verschil HAVO en VWO leerling

(Candea College)

Kenmerken Havo leerling:

IQ:

100 – 125

Leerachterstanden:

nihil

Citoscore eindtoets basisonderwijs:

538 – 544

Scores leerlingvolgsysteem Bao:

overwegend B-scores

 

Doelgroep:

De doelgroep havo laat over het algemeen weinig scores zien op vragenlijsten voor sociaal-emotionele ontwikkeling die wijzen in de richting van sociaal-emotionele problematiek. In een enkel geval is sprake van een enkelvoudige gedragscomponent (ADHD, PDD/NOS, NLD, ADD of Gilles de la Tourette). Havo leerlingen kunnen zich over het algemeen goed concentreren, kunnen goed luisteren naar docenten en medeleerlingen en zijn aanspreekbaar op hun eigen gedrag. Deze groep kinderen beschikt over het algemeen over een gemiddelde tot bovengemiddelde intelligentie en een ruim voldoende zowel actieve als passieve woordenschat. In enkele gevallen is sprake van technische leerachterstanden zoals dyscalculie (rekenen) of dyslexie (spelling en/of technisch lezen)

 

Kenmerken onderwijs:

De leerlingen hebben over het algemeen behoefte aan een algemene leersituatie, gehuisvest in de scholengemeenschap. Het onderwijs kenmerkt zich verder door een aanzienlijk tempo waarin de leerlingen geacht worden de leerstof te kunnen verwerken. De leerlingen kunnen binnen bepaalde grenzen vrij zelfstandig werken, waarbij een beroep kan worden gedaan op sociale vaardigheden in het kader van coöperatief leren.

In het onderwijsarrangement is voor een aantal individuele leerlingen aandacht voor technische remediërende activiteiten buiten de groep of in pluslessen, naast aandacht voor sociaal-emotionele vaardigheden in separate trainingsgroepen of op individuele basis.

 

Havo leerlingen in de praktijk:

Sociaal- emotionele aspecten

  • Kan probleemoplossend werken.
  • Kan (met hulp van de docent) een eigen mening formuleren.
  • Accepteert dat niet iedereen op dezelfde manier werkt.
  • Laat initiatieven veelal over aan de docent.
  • Is bereid medeleerlingen te helpen bij studie en problemen.
  • Kan (met hulp van docent) taken verdelen binnen een groep.
  • Kan met hulp van de docent reflecteren op het eigen handelen.
  • Kent een redelijk sociaal verantwoordelijkheidsgevoel (voor eigen doen en laten).
  • Kan voor zichzelf opkomen: durft vragen te stellen in de les en durft hulp te vragen.

 

Studievaardigheden

  • Kan huiswerk en toetsen aardig plannen (paar dagen) en de planning handhaven maar heeft hulp nodig bij plannen op langere termijn (week/proefwerkweek).
  • Kan zelfstandig werken (eventueel met een planner) met wat sturing van de docent.
  • Laat initiatieven (tot leren) over aan docenten.
  • Voelt zich medeverantwoordelijk voor eigen leerproces.
  • Kan met hulp van de docent reflecteren op de studie.
  • Kan samenwerken in een groep, waarbij de docent het overzicht houdt.
  • Kan (met hulp van een docent) een eenvoudig werkstuk maken.
  • Leert grotere stukken stof door deze in kleinere stukjes te hakken (docentgestuurd).
  • Kan hoofd- van bijzaken onderscheiden.
  • Kan probleemoplossend werken.
  • Kan (met hulp van een docent) een eigen mening formuleren.

 

Kenmerken Vwo leerling:

IQ:

110 – 135

Leerachterstanden:

nihil – voorsprong (inzichtelijke vakgebieden)

Score Cito- eindtoets basisonderwijs:

544 – 550

Scores leerlingvolgsysteem basisonderwijs:

overwegend A- scores

 

Doelgroep:

De doelgroep vwo laat over het algemeen weinig scores zien op vragenlijsten voor sociaal-emotionele ontwikkeling die wijzen in de richting van sociaal-emotionele problematiek. In een enkel geval is sprake van een enkelvoudige gedragscomponent (ADHD, PDD/NOS, NLD, ADD of Gilles de la Tourette). Vwo leerlingen kunnen zich over het algemeen goed concentreren, kunnen goed luisteren naar docenten en medeleerlingen en zijn aanspreekbaar op hun eigen gedrag. Deze groep kinderen beschikt over het algemeen over een bovengemiddelde intelligentie en een goede tot zeer goede zowel actieve als passieve woordenschat. In enkele gevallen is sprake van technische leerachterstanden zoals dyscalculie (rekenen) of dyslexie (spelling en/of technisch lezen)

 

Kenmerken onderwijs:

De leerlingen hebben over het algemeen behoefte aan een algemene leersituatie, gehuisvest in de scholengemeenschap. Het onderwijs kenmerkt zich verder door een aanzienlijk tempo waarin de leerlingen geacht worden de leerstof te kunnen verwerken. De leerlingen kunnen goed zelfstandig werken, waarbij een groot beroep kan worden gedaan op sociale vaardigheden in het kader van coöperatief leren.

In het onderwijsarrangement is voor een aantal individuele leerlingen aandacht voor technische remediërende activiteiten buiten de groep of in pluslessen, naast aandacht voor sociaal-emotionele vaardigheden in separate trainingsgroepen of op individuele basis.

 

Vwo leerlingen in de praktijk

Sociaal- emotionele aspecten

  • Kan in hoge mate probleemoplossend werken.
  • Kan een eigen mening formuleren.
  • Accepteert dat niet iedereen op dezelfde manier werkt.
  • Neemt zelfstandig initiatieven
  • Is bereid medeleerlingen te helpen bij studie en problemen.
  • Kan taken verdelen binnen een groep.
  • Kan in hoge mate reflecteren op het eigen handelen.
  • Kent een redelijk sociaal verantwoordelijkheidsgevoel (voor eigen doen en laten).
  • Kan voor zichzelf opkomen: durft vragen te stellen in de les en durft hulp te vragen.

 

Studievaardigheden

  • Kan huiswerk en toetsen plannen, ook op een langere termijn
  • Kan zelfstandig aan een planning met behulp van een planner werken
  • Neemt zelf initiatieven (tot leren)
  • Voelt zich in grote mate verantwoordelijk voor het eigen leerproces.
  • Kan met hulp van de docent reflecteren op de studie.
  • Kan onafhankelijk van een docent in een groep samenwerken
  • Kan zelfstandig een werkstuk maken.
  • Kan grotere stukken stof verwerken, eventueel door deze zelf in kleinere hoeveelheden te verdelen
  • Kan hoofd- van bijzaken onderscheiden.
  • Kan in hoge mate probleemoplossend werken.
  • Kan een eigen mening formuleren.