feb 27 2009

bizzkidz Management Competitie (Ulenborg)

Leerlingen Havo 4 halve finalisten in strijd
‘Manager van het Jaar 2009’!

Bizzkidz Management Competitie
Het zijn spannende tijden voor Bastiaan, Joost, Maarten en Randy uit havo 4. Vanaf maandag 19 januari 2009 speelden zij voor het vak Management en Organisatie de landelijke Bizzkidz Management Competitie. Met ruim 5.500 leerlingen van 250 scholen en instellingen in Nederland en België gingen zij de strijd aan om de titel ‘Manager van het Jaar 2009’. Die titel komt nu een stapje dichterbij met de plaats in de halve finales! 

De Bizzkidz Management Competitie wordt geheel via het internet gespeeld. In vier voorrondes vormen leerlingen het managementteam van hun eigen fictieve onderneming. Deze onderneming verkoopt MP3-spelers via de detailhandel en via het internet. De leerlingenteams worden niet alleen geconfronteerd met allerlei onverwachte gebeurtenissen in de markt, maar ook met de gevolgen van elkaars beslissingen!

Deelname aan bizzkidz is voor de havo leerlingen verplicht voor het vak Management en Organisatie. De eindstand van het spel en de verslaglegging daarvan is mede bepalend voor het cijfer van de  praktische opdracht. Volgens begeleidend docent Marco van Noort snijdt het mes aan twee kanten: ”het  toepassen van serious gaming via het internet leidt tot een gezonde competitie binnen de klas en leerlingen komen op een ludieke wijze in aanraking met het ondernemerschap”.

Finale

De twee halve finalerondes worden tot 14 april 2009 gespeeld. De 20 beste teams uit de halve finale gaan door naar de finale op zaterdag 18 april 2009 bij Hogeschool INHolland Amsterdam/Diemen. Daar strijden de leerlingen om de titel ‘Manager van het Jaar 2009’ . Voor de winnaars worden mooie prijzen beschikbaar gesteld zoals een minilaptop.

 

 

 


aug 22 2008

Dit zijn de onderwijzers van morgen

Gepubliceerd: 23 april 2005 16:11 | Gewijzigd: 22 augustus 2008 18:16

Door onze redacteur Mark Duursma

Rotterdam, 23 april. `De spellingchecker van de computer haalt de fouten er wel uit, denken ze’ `Ze beheersen nauwelijks de stof van groep acht’ `Lesstof moet worden geprint van internet’ Maar… Werkgelegenheid is geen probleem.

De opleiding tot onderwijzer ligt onder vuur. Het niveau zou te laag zijn en de afgezwaaide studenten niet berekend op hun taak. Een paar dagen pabo: Hoe juffen en meesters `weten’ vervangen door `kunnen’.

Arme ouders. Ze dachten dat hun kind een opleiding volgde aan de pabo, de pedagogische academie voor het basisonderwijs. Hun kind, meestal hun dochter, wordt onderwijzer. Daarom zijn ze naar deze ouderavond gekomen, op een doordeweekse avond in het nieuwe gebouw van Hogeschool InHolland aan de Haagse Theresiastraat. Zo’n honderd ouders hebben zich verzameld in het auditorium en luisteren naar de toespraak van opleidingsmanager Paul Jochemsz. Hun verbazing is bijna voelbaar.

Op het startscherm van de computerpresentatie heet de opleiding geen pabo. Hun kind studeert aan de `School of Education’ en volgt het kersverse MaMi-programma. Na een gemeenschappelijke major volgen de studenten een specialisatieminor en een differentiatieminor, legt Jochemsz uit. Vlot gaat hij voort, over competentieprofiel, indicatorentoetsing en portfolio-assessment. Het moet de ouders duizelen. De laatste mededeling is geruststellend: ,,Werkgelegenheid is voor uw kind geen probleem.”

Dat is ook niet de grootste zorg van de ouders, blijkt na afloop. Het mysterieuze Nederengels waarvan de opleiding is Continue reading


dec 27 2007

Beter inspelen op havo-leerlingen (van 3 naar 4)

IVA kortlopend onderzoek onder 50 HAVO scholen (gefinancierd door Ministerie van OC en W).

Fragment:

Conclusies

Het literatuuronderzoek laat zien dat de aansluitingsproblemen tussen havo 3 en havo4 met name veroorzaakt worden door de grote overgang tussen havo 3 en de tweede fase in havo 4. De havo-leerlingen moeten in twee jaar tijd klaargestoomd worden voor de zelfstandige werkwijze van het hbo, terwijl uit het hersenonderzoek blijkt dat de capaciteiten van pubers om te plannen en zelfstandig te werken in deze periode nog in ontwikkeling zijn. In de gesprekken met de scholen en in de werkconferentie wordt de aansluitingsproblematiek bevestigd. Leerlingen uit 4 havo geven aan dat de overgang van 3 naar 4 havo te groot is. Het gaat hierbij zowel om de toegenomen eisen op het gebied van planningsvaardigheden als de toegenomen moeilijkheidvan de lesstof. De huidige werkwijze leidt tot frustraties bij zowel leerlingen als docenten: de leerlingen voelen zich in het diepe gegooid en haken af, wat weer leidt tot motivatieproblemen bij docenten en een negatieve, meer afstandelijke houding. Zo ontstaat een negatievespiraal, mede gevoed door het feit dat havo-leerlingen meer behoefte hebben aan begeleiding en structuur, en dat ook de schoolbeleving (met plezier naar schoolgaan) en het contact met de leraar van groot belang zijn voor de motivatie. Deze negatievespiraal kan alleen met een andere onderwijsaanpak en houding van docenten opgelost worden. Het literatuuronderzoek draagt hiervoor enkele praktische oplossingen aan. Zo pleit Vermunt (2002) voor een onderwijsmethode die een geleidelijke zelfstandigheid introduceert. Delfos (2004) benadrukt het belang van ‘echte’ communicatie met pubers. Uit vrijwel alle onderzoeken komt de behoefte aan begeleidingen inspiratie vanuit docenten naar voren. Daarnaast wordt gepleit voor een eigen identiteit van de havo, zowel qua didactiek als qua eindtermen.

Uit de casestudies en de werkconferentie blijkt dat de wijze waarop de lessen worden ingericht en de leraar lesgeeft, grote invloed heeft op de motivatie van de leerlingen.Uit het onderzoek komt een aantal aspecten naar voren waarmee bij het lesgeven rekening gehouden moet worden. Ten eerste blijken in de havo de sociale aspectenvan groot belang te zijn: leerlingen zijn erg gevoelig voor het groepsproces enhechten veel waarde aan de relatie met de leraar. Ten tweede is de concentratieboogvan de havo-leerlingen kort. Bij de grootte van de klassen en bij de inrichtingvan de lessen moet hier dan ook rekening mee gehouden worden. Ten derde hebbende leerlingen moeite om te reflecteren, waardoor ook hier voor de leraar een belangrijke taak is weggelegd.

Wat bovenstaande conclusies gemeen hebben is dat de havo-leerling behoefte heeft aan en recht heeft op een eigen identiteit. Dit vraagt om gemotiveerde docenten diejuist het sociale aspect van het havo-onderwijs willen en kunnen vormgeven. Ook vraagt het om een eigen onderwijsmethode met een eigen didactiek en een aangepasteversie van de tweede fase, waarin het mogelijk is om havo-leerlingen stapsgewijs te laten wennen aan meer zelfstandigheid.

Het hele artikel is te lezen op de volgende link


dec 1 2007

ONDERWIJSUITVAL EN TALENTONTWIKKELING MET LOB IN HET HAVO EN VWO

Rapportage APS-dk 4655.720

Tegengaan schooluitval: terugdringen Voortijdig Schoolverlaten

Annemarie Oomen1 december 2007

Conclusies:

• Decanen en experts Tweede Fase bevestiging vanuit hun ervaring en intuïtiedat investeren in loopbaanoriëntatie en –begeleiding (LOB) in havo en vwogunstig is voor het voorkomen van voortijdig schoolverlaten: het versterkt deleermotivatie, vermindert de behoefte met de opleiding te stoppen of die tevertragen.

• Havo en vwo zijn per definitie geen eindonderwijs: ze leiden niet op totberoepskwalificaties. Daarin verschilt de opdracht aan dezeonderwijsinstellingen wezenlijk van die voor vmbo en mbo. Om die reden zijn Lodewijks concept van de krachtige leeromgeving én Kuijpers concept van loopbaancompetenties wél van betekenis en vertaalbaar voor havo en vwo en Meijers concept van arbeidsidentiteit, in strikte zin, niét.

• Loopbaanleren in de zin van het verwerven van de zelfsturing als leerproces met het oog op de verantwoordelijkheid voor eigen leven, leren en loopbaan als burger’’ is van groot belang en urgent voor alle jongeren tussen 12 en 18 jaar, dus ook voor havo en vwo leerlingen. Loopbaancompetenties hebben daarin meer betekenis dan arbeidsidentiteit.

• De discussies over de al dan niet vertaalbaarheid van de inzichten uit de beide onderzoeken is er een van ‘een half vol glas’ en ‘een half leeg glas’.

• Havo en vwo zijn een zwakke omgeving voor loopbaanleren: zie de inventarisatie op pag. 12 en 133 .

• Het eindexamen havo en vwo van de Vernieuwde Tweede Fase biedt, invergelijking met het eindexamen havo en vwo van de Tweede Fase, voor eenschool minder houvast om loopbaanoriëntatie en –begeleiding (LOB) te verwezenlijken in het curriculum.

• Het eindexamen havo en vwo van de Vernieuwde Tweede Fase biedt aanzienlijke mogelijkheden voor werkexploratie (als onderdeel vanloopbaancompetenties) in het curriculum.

• In de havo en vwo scholen die ‘van aanbod- naar vraaggestuurd’ opschuiven nemen de mogelijkheden voor het realiseren van ‘een krachtige leeromgeving’en ‘loopbaancompetenties’ toe: daar zijn verschillende voorbeelden van tenoemen.

• LOB als aparte curriculum activiteit is noodzakelijk in havo en vwo.

• In de (aanloop naar de) Tweede Fase is de samenwerking in ontwerp enuitvoering van loopbaanleren door havo en vwo scholen met vervolgonderwijsinstellingen en bedrijfsleven onontbeerlijk.

Het hele artikel is te lezen op de volgende link


feb 27 2007

Van PO naar VO: verschil HAVO en VWO leerling

(Candea College)

Kenmerken Havo leerling:

IQ:

100 – 125

Leerachterstanden:

nihil

Citoscore eindtoets basisonderwijs:

538 – 544

Scores leerlingvolgsysteem Bao:

overwegend B-scores

 

Doelgroep:

De doelgroep havo laat over het algemeen weinig scores zien op vragenlijsten voor sociaal-emotionele ontwikkeling die wijzen in de richting van sociaal-emotionele problematiek. In een enkel geval is sprake van een enkelvoudige gedragscomponent (ADHD, PDD/NOS, NLD, ADD of Gilles de la Tourette). Havo leerlingen kunnen zich over het algemeen goed concentreren, kunnen goed luisteren naar docenten en medeleerlingen en zijn aanspreekbaar op hun eigen gedrag. Deze groep kinderen beschikt over het algemeen over een gemiddelde tot bovengemiddelde intelligentie en een ruim voldoende zowel actieve als passieve woordenschat. In enkele gevallen is sprake van technische leerachterstanden zoals dyscalculie (rekenen) of dyslexie (spelling en/of technisch lezen)

 

Kenmerken onderwijs:

De leerlingen hebben over het algemeen behoefte aan een algemene leersituatie, gehuisvest in de scholengemeenschap. Het onderwijs kenmerkt zich verder door een aanzienlijk tempo waarin de leerlingen geacht worden de leerstof te kunnen verwerken. De leerlingen kunnen binnen bepaalde grenzen vrij zelfstandig werken, waarbij een beroep kan worden gedaan op sociale vaardigheden in het kader van coöperatief leren.

In het onderwijsarrangement is voor een aantal individuele leerlingen aandacht voor technische remediërende activiteiten buiten de groep of in pluslessen, naast aandacht voor sociaal-emotionele vaardigheden in separate trainingsgroepen of op individuele basis.

 

Havo leerlingen in de praktijk:

Sociaal- emotionele aspecten

  • Kan probleemoplossend werken.
  • Kan (met hulp van de docent) een eigen mening formuleren.
  • Accepteert dat niet iedereen op dezelfde manier werkt.
  • Laat initiatieven veelal over aan de docent.
  • Is bereid medeleerlingen te helpen bij studie en problemen.
  • Kan (met hulp van docent) taken verdelen binnen een groep.
  • Kan met hulp van de docent reflecteren op het eigen handelen.
  • Kent een redelijk sociaal verantwoordelijkheidsgevoel (voor eigen doen en laten).
  • Kan voor zichzelf opkomen: durft vragen te stellen in de les en durft hulp te vragen.

 

Studievaardigheden

  • Kan huiswerk en toetsen aardig plannen (paar dagen) en de planning handhaven maar heeft hulp nodig bij plannen op langere termijn (week/proefwerkweek).
  • Kan zelfstandig werken (eventueel met een planner) met wat sturing van de docent.
  • Laat initiatieven (tot leren) over aan docenten.
  • Voelt zich medeverantwoordelijk voor eigen leerproces.
  • Kan met hulp van de docent reflecteren op de studie.
  • Kan samenwerken in een groep, waarbij de docent het overzicht houdt.
  • Kan (met hulp van een docent) een eenvoudig werkstuk maken.
  • Leert grotere stukken stof door deze in kleinere stukjes te hakken (docentgestuurd).
  • Kan hoofd- van bijzaken onderscheiden.
  • Kan probleemoplossend werken.
  • Kan (met hulp van een docent) een eigen mening formuleren.

 

Kenmerken Vwo leerling:

IQ:

110 – 135

Leerachterstanden:

nihil – voorsprong (inzichtelijke vakgebieden)

Score Cito- eindtoets basisonderwijs:

544 – 550

Scores leerlingvolgsysteem basisonderwijs:

overwegend A- scores

 

Doelgroep:

De doelgroep vwo laat over het algemeen weinig scores zien op vragenlijsten voor sociaal-emotionele ontwikkeling die wijzen in de richting van sociaal-emotionele problematiek. In een enkel geval is sprake van een enkelvoudige gedragscomponent (ADHD, PDD/NOS, NLD, ADD of Gilles de la Tourette). Vwo leerlingen kunnen zich over het algemeen goed concentreren, kunnen goed luisteren naar docenten en medeleerlingen en zijn aanspreekbaar op hun eigen gedrag. Deze groep kinderen beschikt over het algemeen over een bovengemiddelde intelligentie en een goede tot zeer goede zowel actieve als passieve woordenschat. In enkele gevallen is sprake van technische leerachterstanden zoals dyscalculie (rekenen) of dyslexie (spelling en/of technisch lezen)

 

Kenmerken onderwijs:

De leerlingen hebben over het algemeen behoefte aan een algemene leersituatie, gehuisvest in de scholengemeenschap. Het onderwijs kenmerkt zich verder door een aanzienlijk tempo waarin de leerlingen geacht worden de leerstof te kunnen verwerken. De leerlingen kunnen goed zelfstandig werken, waarbij een groot beroep kan worden gedaan op sociale vaardigheden in het kader van coöperatief leren.

In het onderwijsarrangement is voor een aantal individuele leerlingen aandacht voor technische remediërende activiteiten buiten de groep of in pluslessen, naast aandacht voor sociaal-emotionele vaardigheden in separate trainingsgroepen of op individuele basis.

 

Vwo leerlingen in de praktijk

Sociaal- emotionele aspecten

  • Kan in hoge mate probleemoplossend werken.
  • Kan een eigen mening formuleren.
  • Accepteert dat niet iedereen op dezelfde manier werkt.
  • Neemt zelfstandig initiatieven
  • Is bereid medeleerlingen te helpen bij studie en problemen.
  • Kan taken verdelen binnen een groep.
  • Kan in hoge mate reflecteren op het eigen handelen.
  • Kent een redelijk sociaal verantwoordelijkheidsgevoel (voor eigen doen en laten).
  • Kan voor zichzelf opkomen: durft vragen te stellen in de les en durft hulp te vragen.

 

Studievaardigheden

  • Kan huiswerk en toetsen plannen, ook op een langere termijn
  • Kan zelfstandig aan een planning met behulp van een planner werken
  • Neemt zelf initiatieven (tot leren)
  • Voelt zich in grote mate verantwoordelijk voor het eigen leerproces.
  • Kan met hulp van de docent reflecteren op de studie.
  • Kan onafhankelijk van een docent in een groep samenwerken
  • Kan zelfstandig een werkstuk maken.
  • Kan grotere stukken stof verwerken, eventueel door deze zelf in kleinere hoeveelheden te verdelen
  • Kan hoofd- van bijzaken onderscheiden.
  • Kan in hoge mate probleemoplossend werken.
  • Kan een eigen mening formuleren.